Zakendoen in Colombia: ‘Hulp en handel zijn hier niet twee extremen’
por admin | okt 12, 2018 | Noticias | 0 Comentarios
In de afgelopen vijf jaar groeide Nederland uit tot een van de belangrijkste investeerders in Colombia. Vice Versa sprak met Jan Willem van Bokhoven, directeur van het Holland House Colombia, over die opmerkelijke opmars. ‘Qua openheid richting Europa en handelsbarrières stak Colombia er bovenuit.’
Tweehonderd leden, vier kantoren (twee in Bogotá, een in Medellin en een in Barranquilla) en achttien (binnenkort twintig) medewerkers. Wie Jan Willem van Bokhoven bij de oprichting van het Holland House Colombia in juni 2013 had gezegd dat de organisatie zo’n groeispurt zou doormaken, had hij waarschijnlijk voor gek verklaard. ‘De verwachting was dat we bij de subsidiestop na drie jaar ongeveer veertig leden en 2,5 medewerker zouden hebben, maar het is ongelooflijk hard gegaan. Zo hard dat premier Rutte in november een tussenstop in Colombia maakt op weg naar de G20 in Argentinië’, vertelt Van Bokhoven.
Het idee voor het Holland House werd zes jaar geleden min of meer uit nood geboren. Door de crisis zijn in 2012 veel Nederlandse ambassades ingekrompen of gesloten, waaronder vijf in Zuid-Amerika. Tegelijkertijd zochten veel Nederlandse bedrijven in de beroerde economische tijd naar nieuwe afzetmarkten buiten de Europese Unie. Daarbij werd vooral gekeken naar opkomende markten in Azië, Afrika en Latijns-Amerika. Maar door het sluiten van ambassades nam de Nederlandse steun voor bedrijven in die werelddelen juist af.
‘Zo ontstond een discussie over hoe die bedrijven zo goed mogelijk geholpen kunnen worden’, vertelt Van Bokhoven. ‘Daarbij keken we naar hoe de Duitsers en Britten dat doen. Zij bieden in veel landen een stevig netwerk aan dat ondersteuning biedt aan bedrijven die daar willen investeren.’ Daaruit is het idee voor het Holland House voortgekomen, een bilaterale Kamer van Koophandel zonder winstoogmerk die zichzelf omschrijft als ‘een makelaar’ en ‘een verbindingspunt tussen bedrijven en organisaties in Nederland en Colombia’.
Hoe het Holland House dat probeert te doen? ‘De tweehonderd Nederlandse organisaties die nu in Colombia aanwezig zijn brengen wij samen om kennis, contacten en inspiratie uit te wisselen. Dat lijkt heel logisch, maar in veel gevallen gebeurt dat niet. En hoe groter die groep wordt, hoe belangrijker het is dat dat wel gebeurt.’
Breder perspectief
Onder die tweehonderd partijen begeven zich niet alleen bedrijven, maar ook ngo’s als ICCO, Solidaridad en IDH. ‘Organisaties die ontwikkeling in een breder perspectief proberen mogelijk te maken en daarbij de samenwerking met bedrijven opzoeken. Hetzelfde geldt voor kennisinstellingen: zo’n tien universiteiten en hogescholen (onder andere de VU, Wageningen UR en Tilburg University, red.) bieden technische assistentie of zetten onderzoeksprogramma’s op.’
Daarom gebruikt Van Bokhoven de term ‘bilaterale Kamer van Koophandel’ liever niet. ‘Dat klinkt alsof je één keer per maand een borrel organiseert voor de Nederlandse ondernemers hier. We noemen het bewust Holland House, omdat wij het belangrijk vinden om de publieke en private sector met elkaar in contact te brengen.’ Want hulp en handel zijn er volgens hem om elkaar te versterken. ‘In een land als Colombia beweeg je niet zomaar van het een naar het ander; een Nederlands bedrijf dat hier zaken wil doen, heeft altijd te maken met ontwikkelingen en sociale impact. Wat mij betreft zijn hulp en handel niet twee extremen, maar juist twee factoren die allebei belangrijk zijn als je hier onderneemt.’
Aan die hulp probeert het Holland House zelf ook bij te dragen. ‘Wat wij overhouden herinvesteren we in allerlei projecten waarbij Colombiaanse organisaties betrokken zijn. Bijvoorbeeld in trainingen, of we helpen bij productiviteits- en organisatieverbetering. Wij werken aan de ene kant om een ondernemer uit Nederland of Curaçao te helpen in Colombia, maar zetten ons ook in voor de belangen van Colombiaanse bedrijven. Vorig jaar hebben we nog 160 Colombiaanse bedrijven geholpen om te ondernemen in de EU. Het werkt dus twee kanten op.’
Keuze voor Colombia
Toen het idee voor het Holland House ontstond, viel al snel de naam van de Colombiaanse hoofdstad Bogotá als potentiële vestigingsplaats. Colombia is een buurland van het koninkrijk Nederland en werd in periode 2012-2016 door toenmalig minister van Ontwikkelingssamenwerking en Buitenlandse handel Lilliane Ploumen benoemd tot zogenaamd transitieland, waar Nederland zich meer zou gaan toeleggen op handel dan op hulp.
Ook niet onbelangrijk: ten tijde van de oprichting van het Holland House groeide de Colombiaanse economie met 5 à 6 procent per jaar en in 2013 sloot het land samen met Peru een vrijhandelsverdrag met de Europese Unie. ‘Qua openheid richting Europa en handelsbarrières stak Colombia er in Latijns-Amerika bovenuit’, zegt Van Bokhoven. ‘Daarnaast zijn er veel landen waar al een sterke structuur bestaat van Nederlandse organisaties die daar een rol spelen, maar dat was hier minder het geval. Dat maakte de ruimte om hier te starten makkelijker.’
Imagoprobleem
Dat wil niet zeggen dat alles van een leien dakje ging bij de oprichting. ‘Nederland was niet bekend met deze formule en het is lastig om vanuit een nul-positie iets op te bouwen in Colombia, waar je niet zomaar iets gedaan krijgt. Er bestond ook aardig wat scepsis over of dat wel zou lukken. Niet elke proefballon die de Nederlandse overheid in het buitenland oplaat, is immers succesvol.’
En dan kampt Colombia ook nog eens met een behoorlijk imagoprobleem – denk aan de langdurige burgeroorlog, de aanwezigheid van rebellenbewegingen en cocaïnehandel. Hebben investeerders daardoor wel trek om naar het land te komen?
Van Bokhoven: ‘Wij zullen nooit ontkennen dat dit een land is met meerdere realiteiten en kunnen ook niet veranderen wat in de kranten staat. Maar als ondernemers hier naartoe komen, proberen we er alles aan te doen om een minder stereotype beeld van Colombia te scheppen. Toch: als je kijkt naar het Colombiaanse reisadvies kaart van het ministerie van Buitenlandse Zaken, dan zie je nog steeds rode stukken. Daardoor is er vaak aarzeling voor een eerste bezoek. Zodra wij dat merken, begeleiden we iemand die hier voor het eerst komt gedurende zijn hele verblijf. Dat is niet per se nodig, want Bogotá is een moderne stad, maar het bieden van die begeleiding zorgt er vaak voor dat iemand uiteindelijk toch de drempel over durft.’
Ondanks de flinke toename van de bedrijvigheid in Colombia (het aantal Nederlandse bedrijven en organisaties dat er actief is groeide in vijf jaar van veertig naar tweehonderd) zijn er volgens Van Bokhoven ook nog veel kansen onbenut gelaten. ‘Als ik eerlijk ben, ontbreken hier nog steeds een heleboel andere Nederlandse bedrijven. Om maar een voorbeeld te geven: een van onze laatste drie grote investeerders is de Zeelandia Groep, dat wereldwijd bakkerijgrondstoffen produceert. Dat bedrijf was al in meer dan honderd landen actief, maar nog niet in Colombia. Dat is natuurlijk opmerkelijk.’
Tussenstap
Met steeds meer Nederlandse ondernemers die het erop waagden actief te worden in Colombia, kwam al snel een probleem aan het licht. Starten met zakendoen in het land is één ding, écht voet aan de grond krijgen is iets heel anders. Daarvoor zijn geduld en warme banden vereist. ‘De mensen zijn hier door de geschiedenis wantrouwender, daarom moet je investeren in relaties’, legt Van Bokhoven uit. En zie dat maar eens te doen als je in Nederland woont en werkt, maar wel je klantenbestand in Colombia wilt uitbreiden. Het Holland House vond daarvoor een opvallende oplossing. ‘We hebben een systeem geïntroduceerd waarbij Nederlandse bedrijven een medewerker van het Holland House voor een halve of een hele dag per week inhuren. Zo hebben zij een eerste vorm van een medewerker in Colombia, maar nog niet de lasten die daarbij komen kijken, en hun Colombiaanse partners hebben hier een contactpersoon. We merken dat heel veel ondernemers daardoor na verloop van tijd de stap kunnen zetten van één klant naar tien klanten en daarmee naar permanente aanwezigheid in Colombia. Dit loopt zo goed dat twee van onze medewerkers inmiddels vier dagen in de week voor een van onze leden werken en daar binnenkort ook vast in dienst treden.’
Van Bokhoven is niet bang dat het Holland House door dit soort ‘transfers’ op termijn aan zijn eigen succes ten onder gaat. ‘We vinden het jammer, maar anderzijds nemen dezelfde bedrijven ook diensten af van het Holland House. Daarnaast ben ik me ervan bewust dat we hiermee een carrièrepad voor onze medewerkers creëren en uiteindelijk ook in zijn totaliteit meer arbeidsplaatsen creëren in Colombia. Daarom vinden we het eigenlijk helemaal niet erg om een ‘opleidingscentrum’ te zijn.’
De effectiviteit van de tussenpersoon-service is niet onopgemerkt gebleven. Tweede Kamerlid Achraf Bouali (D66) toonde zich er al enthousiast over en in de beleidsnota van minister Kaag van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking is het voorbeeld van het Holland House als best practice opgenomen. Inmiddels zijn zes steden benoemd waar binnen afzienbare tijd een organisatie wordt opgezet die is gebaseerd op het model van het Holland House: in Dubai, Guangzhou (China), Ho Chi Minhstad, Mexico-Stad, München en Warschau.
Heeft Van Bokhoven nog tips voor de minister bij het optuigen van die nieuwe organisaties? ‘Geen land is hetzelfde, dus per geval zal goed moeten worden gekeken wat daar het beste werkt. Maar ik denk dat over het algemeen geldt dat luisteren naar de wens van je partners belangrijk is. Het creëren van zo’n tussenstap, waarbij een medewerker van het Holland House een dag per week voor een Nederlands bedrijf werkt, is niet moeilijk en heel praktisch. Ondernemers willen vaak wel investeren in het buitenland, maar hebben beperkte middelen om het mogelijk te maken. Dit systeem helpt daar enorm bij. Een ambassade kan dat soort hulp lastiger bieden, maar een organisatie als het Holland House wel.’
Bron: viceversaonline.nl